zondag 17 mei 2015

NE-TWERKEN


Ne-twerken (o), spreek uit als ‘nehtwurken’ ; op verbale wijze professioneel tegen een persoon met een hogere functie aanvlijen ter bevordering van de eigen carrière.

Ik ne-twerk
Jij ne-twerkt
Wij ne-twerken

Twee jaar na mijn afstuderen is mijn zoektocht naar een “echte” baan nog in volle gang. Ik gebruik aanhalingstekens, omdat ik momenteel wel degelijk een baan heb, maar niet in het werkveld waar ik zou willen werken. En ook niet helemaal op niveau. De tocht gaat dus voort. Soms met grote, stoere passen en soms met slepende zolen over de grond.

De afgelopen tijd heb ik me bezig gehouden met van alles en nog wat om ergens aan de bak te komen. Een stukje werkervaring opdoen hier, leuk projectje bedenken daar, eigen initatiefje starten zus en workshopje volgen zo. Ik stond vroeg op, zette sterke koffie en ververste hoopvol de vacaturepagina’s, onderzocht Linkedin-profielen en schreef sollicitatiebrieven.

Uiteindelijk verzandde ik op dit soort dagen ook regelmatig in bezigheden die niet per se heel constructief waren voor mijn tocht. Zoals het schoonvegen van keukenplankjes, het volgen van onzinnige Whatsapp-groepsgesprekken en het bekijken van minstens vijf verschillende filmpjes van te dikke katten die vastzitten in een kattenluik.

En dan zijn er natuurlijk ook nog de ‘wil-je-met-me-meedenken’ gesprekken. Het liefst met interessante types die net een paar stapjes verder zijn op het grote carrière pad. Of met oud gedienden die je voorzien van slimme tips en tricks uit het veld.

Netwerken. Of zoals ik het liever noem: ‘ne-twerken’.

Zo had ik laatst een gesprek met H. over hoe je altijd een beetje moet bluffen. Dat je moet proberen je te onderscheiden door bijvoorbeeld je sollicitatiebrief persoonlijk af te leveren. Later vertelde hij terloops hoe hij een tijdje groente heeft verkocht op een Turkse markt in Zweden toen hij de liefde achterna was gereisd. De glinstering in zijn ogen is me bijgebleven.

Eerder in een ontmoeting met E. spraken we over de velden waar je allemaal werkzaam kunt zijn en waar mijn ambitie lag. Daarna gaf hij me wat namen van anderen waar ik kennis mee moest maken. Bij het afscheid was zijn handdruk krachtig. Dit in tegenstelling tot de koffie. Die was slap.  

Of V. die me tipte om na te denken over de twee associaties die mensen direct bij mij zouden moeten hebben. Bijvoorbeeld creatief en nieuwsgierig. Personal branding noemde hij dat. Ieder gesprek resulteert in weer frisse ideeën in mijn hoofd. Soms ook juist in moed die me in de schoenen zakt. Kom ik daar ooit? Wil ik dat dan? En wat anders?

Begrijp me niet verkeerd. Het is een ontzettend leerzame periode. Klein cadeautje van de ingezakte arbeidsmarkt. In plaats van direct na mijn studie in een fulltime baan te belanden, heb ik alle tijd om uit te zoeken wat ik echt wil, welke vaardigheden ik wil ontwikkelen en wat ik belangrijk vind binnen een baan. Een leerzame tocht. Met hobbels en kuilen. 

En onderweg kom ik allerlei mensen tegen. Sommigen met hele grote aanwijsborden, terwijl anderen juist zorgen voor gekke omleidingen. En weer anderen schieten onverwachts te hulp bij acute pech. Ik ben benieuwd wanneer deze tocht weer een grote bocht zal maken. 

En nu moet ik me toch echt excuseren want mijn kat zit vast in het kattenluik.

Lees mijn blog nu ook via de Upstarter!





vrijdag 24 mei 2013

Digitaal Continuüm


Er zit een rode draad in deze reis.

En dat zijn niet de tapas of de felle zon. Of de “Hola’s” en “Gracias”, die ons al zo bekend in de oren klinken. Het is ook niet het gezelschap van Brutus en Cynthia. Het is zelfs niet Spanje zelf.

Deze rode draad is draadloos.

Als reiziger in een ander land ben je voor internet voornamelijk afhankelijk van draadloze netwerken, tenzij je graag na thuiskomst een aanzienlijke telefoonrekening op je deurmat wilt vinden. In de kleurige gedeelde keuken van ’t hostel in Bilbao bijvoorbeeld, kijkt meer dan de helft van de mensen in een schermpje. Eén heeft een donkere rimpel tussen zijn wenkbrauwen. Een ander een haast verliefd lachje om haar lippen. Duimen schuiven ritmisch van boven naar beneden. De stekkerdoos zit vol met zwart en wit gekleurde opladers. Af en toe blikt iemand omhoog  - als iemand zich verplaatst in de ruimte of netjes zijn gebruikte theekopjes afwast  - om daarna weer snel z’n eigen digitale wereldje in te duiken.

In elk hostel is wifi. Zelfs op praktisch elke camping. Zo heb ik voor het eerst m’n mail gecheckt terwijl ik in m’n tentje lag. Op diezelfde camping was geen normaal bereik noch een fatsoenlijke campingwinkel of iets anders te bestellen dan kant-en-klare pizza. Maar er was wel wifi.

In ’t begin van de reis voelde de antropoloog in mij een beetje weerstand tegenover deze digitale dimensie. Reizen is toch pas authentiek als je écht ver weg bent? Compleet afgesloten van je normale bestaan? Maar er is geen ontkomen meer aan. Online zijn – en dus bereikbaar zijn – lijkt meer en meer geïntegreerd in ’t idee van weg zijn.
                                                                                                                                        
Zo hebben ook wij ons standaard ‘wifi-momentje’ als we aankomen op een nieuwe plek. Dan nestelen we ons op ons verse stapelbed en staren we een half uur zwijgzaam naar onze Iphone’s. Mail, Facebook, Whatsapp, Nu.nl, Volkskrant, NRC, Trouw en Wikipedia passeren de revue (ja, we hebben alles kunnen volgen, tot het Koningslied aan toe). Daarnaast onderhouden we contact met het thuisfront via Skype of Facetime. En ik heb zelfs al een keer Annika een Whatsapp berichtje gestuurd vanuit de gedeelde keuken terwijl zij al in onze slaapzaal lag. Mijn stem ietwat verheffen en goed articuleren had ook gekund. We plaatsen bovendien ook nog foto’s en een sporadische blog over onze belevenissen terwijl we Facebook-vrienden worden met de mensen die we onderweg ontmoeten.

Tijd en ruimte worden uitgerekt. Ik kan overal ter wereld en vrijwel altijd online zijn. Ik kan in principe alles meebeleven, ook al ben ik er fysiek niet bij. Dat gaat via de mail, Whatsapp-groepjes, Facebook en de telkens veranderende nieuwspagina’s. Ik kan iedereen een beetje meenemen door hen digitaal en visueel deelgenoot te maken van mijn ervaringen. Hun reacties integreer ik dan weer Whatsappend in mijn eigen reisbeleving. Een reis die we stukje bij beetje bij elkaar verzinnen door een plaatsnaam op Google in te voeren. De plaatsnaam met de mooiste plaatjes wint.

Nu met het einde van onze reis in zicht, vraag ik me – als ik niet online ben – wel eens af wat dat dan met zo’n reis doet. Dan dwalen mijn gedachten af naar de tijd toen ik in Benin woonde en anderhalf uur in een volgepropte taxi moest zitten om bij het internetcafé van de stad te komen. En het grote contrast met nu. Nu pak ik mijn telefoon, voer het wachtwoord van het beschikbare draadloze netwerk in en vervolgens kan ik mijn digitale bestaan exact zo regisseren zoals ik dat vanuit Amsterdam zou doen.

Al schrijvend merk ik dat ik er nog niet helemaal uit ben. Misschien houd ik het voor deze blog nog even in het midden. Ik ben absoluut weg uit mijn normale bestaan maar niet meer zoals toen in Benin. Behalve dat je nu overal nieuws en mail kan binnenhalen, werkt het namelijk ook andersom. De thuisblijvers verwachten nu ook dat je af en toe iets van je laat horen. Een opmerking zoals “‘Joh, post nog eens wat leuke foto’s” is ons niet vreemd. En zo ontstaan meer vragen onderweg. Log je meteen in op de aanwezige wifi? Reageer je op alle Whatsappjes? Wat doe je met die belangrijke mail in je inbox? Posten we deze week foto’s op Facebook of wachten we nog even?

Terwijl we in ons autootje tastbare landsgrenzen kruisen - ontdekken en weer achter ons laten - verkennen we gedurende deze reis dus ook onze digitale grenzen. Dat geeft vooralsnog het volgend continuüm: 

"Tegendraadsloos"              -            "Bewust digitaal"                  -            "Wifi-Manie"


Ik ben er nog niet helemaal uit waar ik me het liefst bevind op deze schaal, maar kom er graag een keer offline op terug. Over een paar weken, onder het genot van een biertje in een kroeg in Amsterdam. Ik stuur tegen die tijd wel een postduif. 


dinsdag 23 april 2013

Cynthia


“Zit Cynthia in jouw tas?”
“Nee.”
“Mmm…”

Ik graai ongecoördineerd in mijn te volle rugzakje waar mijn zonnebril al uitgevallen is. Mijn woordenboekje Nederlands - Spaans moet het ook ontgelden en valt in ’t gras waar zojuist onze twee tentjes nog stonden. We laten de camping aan het strand vandaag achter ons. Op het strand telden we de afgelopen dagen al liggend in de hete zon onze luxeproblemen. Zoals de nét iets te harde wind van de zee, dat we straks nog wel zeker tweehonderd meter terug moeten lopen naar de tent en over onze nog nét iets te witte benen vergeleken met onze al veel te bruine gezichten. De loomheid als gevolg van de zon en het zand zit nog in onze lichamen terwijl we onze auto volladen voor weer een nieuw stukje van onze reis.

Ik voel met mijn vingertoppen en mijn ogen dicht in een opeenhoping van bonnetjes, drie pakjes zakdoekjes, twee pennen en een verfrommeld suikerzakje van dat ene leuke restaurantje in Barcelona. Het lijkt inmiddels wel jaren geleden dat we daar waren. De  klassieke ‘De-tijd-vliegt-als-je-het-naar-je-zin-hebt’ – ervaring maakt zich van mij meester.

“Es no divertido..”, zegt Annika met een Duits accent. We schieten allebei in de lach. Horst zou eens moeten weten. Enkele weken geleden volgden we in Granada een week lang een Spaanse taalcursus. We deelden het klaslokaal met Alex, een Brit die elke dag een opsomming maakte van het aantal alcoholische drankjes die hij de vorige avond had genuttigd, en Horst. Horst – steevast uitgesproken als ‘Gorst’ door onze docenten Jesus en Maria -  komt uit Duitsland en werkte als ingenieur voor BMW. Inmiddels is hij gepensioneerd en reist met zijn vrouw kriskras over de wereld. Eén onderdeel van de reis is het leren van Spaans. En Horst plus Spaans is Spaans mét een Duits accent. Mocht je nu in de gelegenheid zijn, probeer even hardop uit hoe het klinkt. Maar niets dan goeds over Horst. Op mijn verjaardag deden we een Tour de Tapas met de taalschool en Horst en zijn vrouw waren erbij. Met een bosje bloemen voor mijn verjaardag. Dat is nog eens divertido.

--

“Heb je haar al?”
“Ja, ze zat nog in het handschoenenvakje”.

Soms vraag ik me af waar we zonder Cynthia zouden zijn. Letterlijk dan. Terwijl wij ons concentreren op de Spaanse wegen, de frequente bumperklevers proberen weg te kijken in onze achteruitkijkspiegel en schaamteloos meezingen met Hitzone 1 t/m 17, vertelt ze ons in haar altijd kalme gemoedstoestand dat we nu toch echt moeten omkeren om nog bij onze bestemming aan te komen. Ze kent altijd nóg een alternatieve route en wordt niet boos als je voor de zesde keer dezelfde rotonde rondrijdt omdat het uitzicht zo mooi is.

Natuurlijk kunnen we elkaar soms niet uitstaan. Dan ben ik moe, schijnt de laagstaande zon precies in mijn ogen en dan zegt ze dat we links moeten terwijl die weg allang niet meer blijkt te bestaan. En dan zeg ik wel eens gemene dingen tegen haar waarop zij dan een tijdje zwijgt. Maar zo gaat dat nu eenmaal in relaties. We vinden elkaar altijd wel weer terug. Of de weg in dit geval. 


dinsdag 20 november 2012

Chocoladeletters

Sinterklaas kwam vandaag aan in Amsterdam. Wat een timing van die oude man. Precies nu moet ik met mijn fiets door de overvolle stad naar de fietsenmaker.  Zaterdagavond na de Africa at Night Afterparty van Afrikadag in de Sugar Factory brak mijn sleutel in het slot met als gevolg dat ik om vooruit te komen of mijn achterwiel omhoog moet tillen of mijn achterband over de grond moet laten schuren. Zigzaggend en mopperend baan ik me een weg langs de dranghekken, hoelahoepende zwarte pieten en opgewonden kinderen richting mijn fietsenmaker. Die is wel open op zondag. Dat dan weer wel.
Gister was ik op de Afrikadag in Amsterdam. Van tien uur ’s ochtends tot vijf uur in de namiddag kon je een breed scala aan workshops, lezingen en debatten volgen in de Balie, Paradiso en het Barlaeus College.  Buiten dat was er nog veel meer te doen, zoals een modeshow en een dansworkshop.  Met mijn programmaboekje in de hand dwaalde ik eerst wat rond in het intreegebied van het Barlaeus College. Daar hadden allerlei verschillende organisaties die zich bezighouden met projecten in en voor Afrika kleine standjes met daarin hun kleurrijke folders keurig uitgestald. Het was er nu rond elf uur al vrij druk. In de gymzaal op de tweede verdieping zag ik later die dag een mannelijke danser heel mooi en zo beheerst bewegen op slechts het geroffel van een djembe. Ook heb ik hard gelachen om Fuad Hassen met zijn anekdote over zijn Afrikaanse moeder. Ze lust geen broccoli. Als ze de groene groente op haar bord ziet wijst ze ernaar met haar vingers en zegt ze met Afrikaans accent “Nee, dat eet ik niet hoor”. Fuad spreekt zijn moeder streng toe en zegt tegen haar dat er kindjes in Afrika zijn die geen eten hebben dus dat ze nu gewoon haar bord moet leegeten.
Cacao Enzo
Deze zomer deed ik voor mijn master culturele antropologie drie maanden onderzoek in Ghana onder cacaoboeren die werken voor Fairtrade. Hier in Nederland kopen we de eerlijke repen om zo hopelijk aan de andere kant van de cacaoketen een verschil te maken. In mijn onderzoek - waarvoor ik in een kleine cacaogemeenschap woonde -  heb ik me vooral bezig gehouden met het concept  van ‘eerlijkheid’ zelf en wat dat eigenlijk betekent voor de mensen die de cacao verbouwen. Tot mijn grote vreugde zat in het programma van de Afrikadag 2012 ook de workshop ‘The Chocolate Factory’ van Oikosexplore. Met steun van ontwikkelingsorganisatie Hivos bieden zij workshops aan voor jongerengroepen en studentenverenigingen met als hoofdthema’s armoedebestrijding en duurzaamheid.
Om vier uur startte de workshop in lokaal 2.6. van het Barlaeus College. In totaal waren we met dertig mensen waarvan slechts vijf mannen. De workshop werd enthousiast gegeven door twee meiden in de twintig en begon met wat leuke cijfertjes. Wist je bijvoorbeeld dat een Nederlander gemiddeld zo’n vijf kilo chocolade eet per jaar?  De meeste chocola wordt trouwens gegeten door Zwitsers, die consumeren wel zo’n elf kilo op jaarbasis. Na deze introductie kregen we een PowerPoint te zien over het productieproces van cacao en de grootste uitdagingen die vrouwen hierin tegenkomen. Die komen vooral neer op een gebrek aan toegang. Slechte toegang tot informatie, tot land – veel landverdeling vindt plaats via de mannelijke lijn van de familie waardoor vrouwen zelf geen land bezitten – en tot krediet. De vrouwen hebben moeite een lening te krijgen omdat ze de bank geen onderpand kunnen bieden, zoals land, omdat dit dus veelal in handen is van mannen. Leuk voor mij was dat Ghana als voorbeeld werd gebruikt. Vooral bij het tonen van een kort filmpje over vrouwelijke cacaoboeren die voor hun huis zaten, kon ik een grijns niet onderdrukken.
Daarna volgde de proeverij. Iedereen kreeg vier verschillende blokjes chocolade te proeven en moest een scoreformulier invullen met criteria als geur, zoetheid en de mate van smelting in de mond. Naderhand werd pas verklapt welke merken het waren. Na Euroshopper, Milka en Verkade kwam als absolute winnaar de chocolade van Tony Chocolonely uit de bus. De cacaobonen van Tony - die komen van een boerencoöperatie in Ghana waar ik zelf ben geweest - zijn Fairtrade gecertificeerd, een onderwerp dat daarna aan bod kwam. Wederom werd Ghana gebruikt als voorbeeld om te laten zien wat de effecten kunnen zijn van Fairtrade. Genoemd werd het krijgen van een eerlijke prijs, lange termijncontracten met handelaren, opleidingsmogelijkheden en zorg voor het milieu. Het ging werkelijk in sneltreinvaart terwijl in de hoek van het lokaal een chocoladefontein in paraatheid werd gebracht.
In de Krant
De afgelopen weken kwam de betrouwbaarheid van Max Havelaar (de Nederlandse tak van Fairtrade) in de media regelmatig in opspraak.  Er werd onder andere beweerd dat cacaoboeren er financieel nauwelijks op vooruitgaan en dat ze vaak niet eens weten dat ze produceren voor Fairtrade. Ik ben tijdens mijn onderzoek in Ghana ook tegen veel onwetendheid aangelopen onder cacaoboeren over wat Fairtrade precies is. Het financiële voordeel dat certificering een individuele cacaoboer kan opleveren, komt inderdaad niet direct bij de boer terecht. Het gaat via de lokale boerencoöperatie. Dit zijn gekozen cacaoboeren die alle aangesloten boeren vertegenwoordigen en hun belangen behartigen. Om Fairtrade certificering te kunnen krijgen is het een vereiste om als boeren verenigd te zijn in zo’n coöperatie. Een deel van het geld is voor de coöperatie en zo blijft er een kleiner gedeelte over voor de individuele boer. Communicatie is in dit geval een sleutelbegrip. Niet alleen tussen Fairtrade en cacaoboer, maar ook tussen de boeren onderling. De cacaoboeren leven echter vaak in erg afgelegen gebieden met beperkte middelen tot communicatie. Mensen goed informeren wordt een uitdaging als er geen mobiel netwerk is met bereik en de wegen slecht zijn. Ik wil hiermee benadrukken dat het beeld dat geschetst wordt in de media in werkelijkheid veel genuanceerder ligt.
After Eight
Na de workshop – met stukjes banaan en marshmallows voor de chocoladefontein ter afsluiting -   heb ik in de kantine nog een heerlijke Senegalese snack gegeten met tonijn en tomatenpasta. De hal was inmiddels iets rustiger geworden waardoor de vrijwilligers in hun herkenbare zwarte shirts met roze opdruk ook een beetje adempauze kregen. Afrikadag 2012 zat er bijna alweer op. Met mijn gevulde buik ben ik naar de Sugar Factory gegaan om te dansen op de drukbezochte Africa at Night Afterparty. De fietstocht naar huis ging niet door vanwege mijn gebroken sleutel, maar lopen langs de grachten met wat Afrikaanse beats nog in je oren is ook wel een fijne manier om de dag af te sluiten.
Mijn fietsslot is door mijn fietsenmaker inmiddels doorgezaagd. Dat ik er in het vervolg olie op moet doen nu het wat kouder wordt. Ik fiets langs het nu verlaten Leidseplein en hoor het geknisper van vertrapte pepernoten onder mijn banden. En nu maar hopen dat Sinterklaas binnenkort een eerlijke chocoladeletter in mijn schoen doet.
De A van Annika, maar ook wel een beetje de A van Afrika.  

vrijdag 31 augustus 2012

Contrast


Ik ben weer in Accra.

Af en toe check ik de datum op mijn telefoon om me ervan te verzekeren dat het echt bijna september is. Het voelt namelijk alsof ik hier nooit weggeweest ben. Als ik me ’s ochtends douche in de badkamer op drie meter afstand van mijn bed, is het haast niet voor te stellen dat ik kortgeleden nog water moest pompen in een emmer om er een paar honderd meter mee the bush in te lopen om me daar te wassen tussen geiten, kippen en bananenbomen. Vorige week voelde het helemaal als een ander leven, toen ik met een groepje expats van rond de dertig uit onder andere Libanon en Duitsland met een glas champagne in club ‘Duplex’ stond te dansen tot vroeg in de ochtend. Het is duidelijk een reis van contrasten.

ABOCFA

Contrast was er ook tussen Ntobroso en ABOCFA, het project wat ik vorige week vijf dagen bezocht. ABOCFA - dat bestaat uit dertien kleine nederzettingen, hamlets, van cacaoboeren - werkt sinds 2007 met Agro Eco samen en heeft zowel een biologisch als een Fair Trade keurmerk. Ik wilde dit project graag bezoeken omdat het me zinvol leek om meer dan één project te zien waar ze zich richten op certificering. En natuurlijk omdat ze hier de Fair Trade certificering al binnen hebben in plaats van nog in training te zijn zoals in Ntobroso. Ook leuk om te weten is dat Tony Chocolonely dit jaar zijn cacaobonen bij ABOCFA heeft gekocht! Bij ABOCFA lijken ze inmiddels wat gewend aan het ontvangen van gasten uit Europa. Zo kwam ik ‘op z’n Ghanees’ voor de eerste ontmoeting een uur te laat, terwijl alle vertegenwoordigers van het project wel op de afgesproken tijd klaar zaten in hun kantoortje. Het aantal huwelijksaanzoeken bleef ook hangen op een schamele vijf voor de hele week.


Ik samen met de ABOCFA vertegenwoordigers
met rechts Juliet de penningmeester in Tony Chocoloneley T-shirt


Met FO Lanoor in the bush
Samen met de Field Officers ben ik dagenlang kriskras door cacao plantages gelopen terwijl ik hen vragen kon stellen en zij her en der takken wegsneden en een boer die toevallig aanwezig was op zijn land aanspraken op zijn bezigheden. We liepen van hamlet naar hamlet waar ik de kans kreeg om thuis bij de boeren met ze te praten. Aan het eind van de dag kwam ik uitgeput terug bij het aardige gastgezin waar ik die dagen woonde. Mijn maaltijden bestonden uit yam, cassave of rijst met stew van tomaten, eieren en groenten. In tegenstelling tot Ntobroso waren het toilet en de plek om je met je emmer te wassen naast het huis. Ik keek mijn ogen uit. Het toilet was weliswaar een gat, maar met een houten constructie waardoor je er op kon zitten. Er hing zelfs toiletpapier aan een spijker en er was licht. En ik kon mijn geluk niet op toen Vivian, de dochter van 22, voorstelde om het water waarmee ik me kon wassen te verwarmen. Mijn eerste warme douche sinds vertrek uit Nederland! De avond spendeerde ik met het gehele gezin voor de televisie met meestal een nagesynchroniseerde Portugese soap van minstens vijftien jaar geleden. We hebben veel gelachen om alle drama’s, de een nog minder geloofwaardig dan de andere.


FO Kofi Asante bij zijn lievelingsboom
Ik was onder de indruk van ABOCFA. Hoewel de problemen die naar voren kwamen net zoals in Ntobroso vrijwel allemaal te maken hebben met het gebrek aan geld, was men in staat mij in goed Engels te woord te staan en te vertellen hoe graag ze de problemen willen aanpakken. Er was een kantoor waar iedereen dagelijks binnenliep en waar in de kast keurig opgestapeld voor elke boer een mapje lag waarin hun oogst, problemen en andere zaken werd bijgehouden. Het feit dat er in de omgeving geen spoor is van galamsy, het illegaal graven naar goud, draagt waarschijnlijk wel bij aan de ontwikkeling van het project. In Ntobroso zitten de handel in goud en cacao elkaar in de weg, terwijl in ABOCFA er enkel ruimte is voor cacao.


Fair Trade Premium

Dit jaar ontvangen de boeren voor ’t eerst hun Fair Trade premium. Om gecertificeerd te worden als Fair Trade is het noodzakelijk dat er een vereniging wordt gevormd met vertegenwoordigers van de gemeenschap. Deze vertegenwoordigers, zelf ook cacaoboer, zijn met posities als voorzitter, secretaris en penningmeester verantwoordelijk voor het besteden van het premium. Het bedrag dat ze jaarlijks ontvangen gaat voor de helft direct naar de boeren. Hiermee kunnen de boeren hun plantages onderhouden. De andere helft van het premium moet worden gebruikt voor een collectief doel, bijvoorbeeld het bouwen van een ziekenhuis. Dit laatste is wat elke boer die ik heb gesproken graag zou zien in zijn gemeenschap. Het merendeel van de boeren is boven de vijftig jaar oud en het meest dichtbij gelegen ziekenhuis is in Suhum, op meer dan een uur reizen van de meeste hamlets. Het premium van dit jaar was onderweg naar de bankrekening van de vereniging. Het komt er dus echt aan.


Boeren drogen hun cacaobonen na fermentatie
Op de dag van mijn vertrek, dit keer was ik wel op tijd, heb ik afsluitend nog eenmaal met alle vertegenwoordigers om de tafel gezeten om te bespreken wat ik had gezien. Na veel handen schudden en lachen stapte ik daarna in een stoffige taxi terug naar Accra. Dit was het dan. Met het achter me laten van ABOCFA sluit ik de periode van het leven in een Ghanese cacaogemeenschap af. Maar helemaal voorbij was mijn onderzoek nog niet, want hoewel ik nu wel weet hoe cacaobonen groeien, fermenteren, drogen en worden verkocht, wist ik nog altijd niet hoe die cacaobonen Ghana verlaten om elders chocoladerepen te worden.


Zakken met cacaobonen in Tema

Cocoa Liquor

Om hier achter te komen moest ik naar Tema, een havenstad net buiten Accra. Hier bracht ik samen met Myriam en Willem-Albert een bezoek aan een kleine fabriek, Commodities Processing Industries (CPI). CPI verwerkt cacaobonen tot cocoa liquor. Dit is het eindproduct dat wordt geëxporteerd en bijvoorbeeld in Europa wordt verwerkt. Voordat we de ruimtes waar alle machines in stonden mochten betreden, kregen we jassen aan, een netje over ons haar en een mondkapje voor. De eisen wat betreft hygiëne liggen hier duidelijk anders dan in Ntobroso. Het rook overal vaag naar chocolade en het was er lawaaierig en warm. In de twee ruimtes, de red zone en de white zone, worden de cacaobonen ontdaan van hun schil, gebrand, gemalen en verhit tot de cocoa liquor die in dozen van vijfentwintig kilo wordt gespoten, klaar om te worden verscheept. De substantie kan worden verwerkt tot chocoladerepen, bonbons etc., maar ook tot producten als zeep en bodylotion.


Dozen waar de cocoa liquor in wordt gespoten


Het bezoek aan CPI was een mooie manier om mijn veldwerk hier in Ghana af te sluiten. Ik heb het hele proces van boon tot exportproduct met mijn eigen ogen gezien. Ik heb geprobeerd het leven te leven dat een Ghanese cacaoboer hier heeft en ondertussen geluisterd naar hun ideeën over eerlijk zijn. Ik ben benieuwd hoe het voelt om straks weer chocolade te kopen in de Nederlandse supermarkt waar het kant en klaar in oneindig veel varianten in de schappen ligt.

Cocoa Liquor

Aan alles kom een …

En nu zit ik weer in Accra. Met onbeperkt internet, toegang tot alle informatie die ik zoek, met een supermarkt om de hoek waar ik kan kopen wat ik wil en zelfs ’s avonds in huis bij Sander en Elke op BVN – het Beste van Nederlandse en Vlaamse televisie – het NOS journaal. Het is vreemd, maar ook normaal tegelijk.

De komende weken die me hier in Ghana nog resten ga ik vooral genieten. Mijn moeder stapt aanstaande maandag in het vliegtuig om mij hier op te zoeken. Het wordt haar eerste keer naar Afrika. Ik kijk er ontzettend naar uit! We gaan samen tien dagen rondreizen om daarna weer samen terug te vliegen naar Nederland. En we reizen met stijl in een auto met chauffeur. Dit in tegenstelling tot de volgepropte, krakkemikkige tro-tro’s die ik inmiddels gewend ben. Ik zal me wederom moeten aanpassen. Mijn aantekeningen en interviews laat ik even voor wat ze zijn. Dat komt wel weer als ik terug ben op Hollandse bodem.

En mijn blog? Die houd ik aan. Ik vond het erg leuk om elke keer zo’n verhaal op te schrijven en er reacties op te krijgen. En hoewel mijn tijd in Ghana er bijna opzit, valt er altijd nog genoeg te onderzoeken in Nederland over chocolade en eerlijkheid. Of eens iets totaal anders.  Jullie horen wel weer van me!

Heel veel zakken cacaobonen!



zondag 12 augustus 2012

Dibi Ma Min Dibi


Om zes uur ’s ochtends gaat mijn telefoon. Een fractie van een seconde weet ik niet waar ik ben. Ik heb toch helemaal geen bereik in mijn kamer, hoe kan mijn telefoon nu afgaan? Tot ik het zoemende geluid van de ventilator aan het plafond hoor en ik langzaam besef dat ik niet meer in Ntobroso ben.

“Hello?”
“Annika! How are you? And your mother?”
“Oh Andrews! I am fine, thank you. So is my mother. How are you?”
“Fine, fine thank you. We miss you!”
“Ah, thanks again for everything, it was nice to live with you.”
“Okay, okay, bye bye!”
“Bye!”

Ik leg mijn telefoon op mijn nachtkastje en bekijk de draaiende ventilator boven me. Gister heb ik afscheid genomen van Ntobroso: van Andrews en zijn familie waar ik de afgelopen anderhalve maand bij in huis woonde, van de waterpomp, van de drogende cacao, van alle kinderen, van het rode zand tussen mijn tenen en van de ‘bereik’-boom. Het is een intensieve tijd geweest. In Ntobroso begint de dag vroeg met het luiden van de kerkbel om vijf uur. Daarna wordt er door de vrouwen geveegd. Ze doen dit met bij elkaar gebonden takjes in hun rechterhand hand terwijl hun benen gestrekt blijven en hun rug diep gebogen is. Met de fieldsupervisor, Frank - mijn Ghanese broer en vertaler - gingen ik en Myriam er vrijwel dagelijks op uit om boeren te interviewen. Soms verplaatsten we ons lopend, soms met de trotro en soms met de motor. Overal waar we kwamen kregen we als twee blanke vrouwen veel bekijks.

Helpen op een cacao plantage


China! China!

Ik ben naar Ghana gekomen om met mijn eigen ogen te kunnen zien wat eerlijke handel betekent voor een cacaoboer die produceert voor Fair Trade. Maar zoals ik al eerder schreef, werd ik in Ntobroso behalve met de handel in cacao, vooral geconfronteerd met de handel in goud. Ntobroso ligt in het Ashanti gebied en daar zit veel goud in de grond. De moerassige stukken grond worden met grote graafmachines systematisch afgegraven. De opgegraven grond wordt gewassen om het goud eruit te filteren. Dit graven verwoest grote stukken land met als gevolg dat het land de komende tien á vijftien jaar niet gebruikt kan worden voor het verbouwen van cacao of voedsel. Het zoeken naar goud vormt dus een directe bedreiging voor de komende generatie cacaoboeren.

In en rond Ntobroso zie je regelmatig jeeps rondrijden met Chinezen erin. De kindertjes op straat roepen zelfs als ze mij zien ook ‘China! China!’. Omdat de Chinezen werkelijk geen woord Engels spreken, heb ik niet met ze kunnen praten. Ik ben wel met de stamoudste en de cacaoboeren in gesprek gegaan over Chinezen en de gemeenschap. In eerste instantie begreep ik dat de Chinezen hier illegaal naar goud zochten, maar er is me door verschillende mensen uitgelegd dat grondstoffen het eigendom zijn van de Ghanese overheid. De Chinezen hebben om naar goud te kunnen graven grote stukken land opgekocht en hebben dus wel degelijk toestemming van de regering om hier hun zaken te doen. Ik heb ook met boeren gesproken die zelf hun land verkochten om zo snel geld te verdienen. Bovendien heb ik ook een Ghanese man ontmoet die in Ntobroso grote stukken land heeft opgekocht om naar goud te kunnen graven. Myriam en ik zijn een keer gaan kijken bij een afgraving – waar we trouwens hartelijk werden ontvangen en absoluut foto’s moesten maken - en hier bleek de manager de stamoudste van een van de gemeenschappen te zijn. En dat is nog niet alles, want er is ook nog galamsy.

Galamsy
Galamsy

Galamsy (spreek uit als galamsee) betekent in het Twi het illegaal zoeken naar goud. Als het machinaal zoeken naar goud voltooid is, kun je de grond nogmaals met de hand wassen om het goud te vinden dat te fijn was voor de grote machines. Dit wassen doe je in een grote kalebas. In Ntobroso en omgeving zie je dagelijks vrouwen met zo’n kalebas en een schep zich begeven naar de afgravingen. Ook Andrews vrouw Margaret heb ik een aantal keer met deze voorwerpen op haar hoofd zien thuiskomen. En Andrews zelf werkt ook af en toe voor de Chinezen door bijvoorbeeld hout voor hen te zagen dat ze gebruiken om een huis mee te bouwen. De samenwerking met de Chinezen blijkt ook nog eens uit de vele Ghanese jongens van een jaar of twintig die naar het gebied komen om de graafmachines te besturen of ander lichamelijk werk te doen voor de Chinezen of de Ghanezen. Het moge duidelijk zijn dat het verhaal rond de handel in goud in Ntobroso niet zo simpel ligt als het in eerste instantie misschien leek. Voor een uitgebreidere versie van dit verhaal verwijs ik alvast naar mijn afstudeerscriptie.

Vertalen

En te midden van dit alles zocht ik – ik wil toch wel graag afstuderen -  naar een manier om te praten over eerlijkheid. Die uitdaging begint eigenlijk al bij het praten zelf. In Ntobroso kunnen de mensen het beste uit de voeten in hun lokale taal, het Twi. Hoewel ik inmiddels een aardig woordje Twi spreek, is het lang niet voldoende om een echt gesprek aan te gaan. Frank, zelf de grootste kletskous die ik hier in Ghana heb ontmoet, heeft me enorm geholpen door tijdens de interviews te vertalen van Engels naar Twi en andersom. Dit was voor Frank ook een uitdaging, omdat het Engels niet letterlijk te vertalen is naar het Twi. Zo wordt eerlijkheid vertaald als pepeye (spreek uit als pepeje), maar betekent dat ook gelijkheid. En voor oneerlijkheid hebben ze geen specifiek woord en werd het meestal uitgelegd als not cheating en de waarheid spreken.

Frank (links) en ik interviewen Veronica Ofosu,
 cacaoboerin in Aniamoa
Een uitspraak die ik regelmatig hoorde terugkomen was dibi ma min dibi, oftewel eat and let me eat some. Dit is een spreekwoord dat gaat over je rijkdom delen. Als ik bijvoorbeeld wat geld heb kunnen verdienen dan mag ik een deel van het geld voor mezelf gebruiken en het andere deel kan ik delen met mijn familie. Het kan ook letterlijk gaan over eten. Als ik een hele mango heb, kan ik daarvan stukken aan een ander geven. In de gesprekken heb ik gevraagd of de boeren voorbeelden uit hun eigen leven konden geven die iets te maken hebben met eerlijkheid en ook naar hun relatie met de Chinezen. Meestal werd gezegd dat ze hier best mogen zijn, als ze maar iets terugdoen voor de gemeenschap, dibi ma min dibi. Ze zouden bijvoorbeeld de slechte weg kunnen verbeteren of toiletten kunnen bouwen. Deze initiatieven zijn wel gestart, maar niet afgemaakt. Dit raakt iets anders dat mensen mij ook vertelden tijdens onze gesprekken, over hoe je eerlijkheid bijvoorbeeld uitlegt aan een kind. Eerlijk zijn betekent volgens hen ook je belofte houden.

Ik heb zoveel gesprekken gehad en ze lang nog niet allemaal uitgewerkt, maar dit zijn de eerste dingen die me opvallen. Het houden van een belofte zie ik terug in het uitbetalen van het premium van Fair Trade. Dit is een percentage dat bovenop de vaste prijs van cacao aan de gecertificeerde boeren wordt uitbetaald. Dit maakt Fair Trade chocolade duurder, maar geeft een gemeenschap als Ntobroso wel de mogelijkheid om betere sanitair voorzieningen te bouwen of een nieuw schoolgebouw. Het premium komt echter niet direct, maar pas aan het einde van het seizoen. Dit betekent dat de boeren geduld moeten hebben en soms een tijd met minder geld moeten doen. Het betekent ook dat er vertrouwen moet zijn in initiatieven als Fair Trade, dat het geld ook daadwerkelijk komt. Eerlijkheid, vertrouwen en geduld dus.



De stamoudste met zijn zoons aan het werk 


 “I Love You’

Mijn tijd in Ntobroso is omgevlogen. Ik zal de plek en de mensen nooit vergeten. Wat ik ook niet zal vergeten, maar ook vooral niet zal missen zijn alle huwelijksaanzoeken! Het maakte werkelijk niet uit of ik bedolven was onder het rode zand, mijn tanden stond te poetsen of al dagen mijn haar niet had gewassen, ze bleven gesprekjes aanknopen. De mannen – in leeftijd variërend van twintig tot zeventig jaar - kwamen meestal vrij snel tot de kern van hun verhaal.

“ Obruni (White Lady)! Come! Come!”
“Hello, how are you?”
“ I am fine. You know, I like you”.
“ Oh really?”
“ Yes, I love you. I want to marry you, you are a nice lady…”
“…”

Van mijn moeder heb ik een aantal jaar geleden een mooie ring gekregen die ik altijd om mijn linker ringvinger draag. Hier in Ghana kwam deze perfect uit als trouwring. Soms reageerde een aanbidder verontschuldigend, anderen stelde voor om er gewoon nog een man bij te nemen. Een in Nederland en een in Ghana. Lachen. Je moet heel veel lachen. En als ze echt te ver gingen, liep ik naar huis en riep Andrews. Die wilde dan best even mijn Ghanese vader zijn en de mannen wegsturen. Tot er weer een nieuwe onder de ‘bereik’boom verscheen.

Volgende keer

Myriam blijft nog een tijdje in Ntobroso, ik zal haar missen! Ik heb besloten om nog een ander project te gaan bezoeken. Het valt ook onder het werk van Agro Eco, maar bij dit project, ABOCFA, zijn de boeren inmiddels wel Fair Trade gecertificeerd en ik ben erg benieuwd wat voor impact dat heeft. Ik ga dus nog een week weer in een kleine gemeenschap wonen om daarna naar Accra terug te keren. Aankomende week heb ik eerst in Kumasi een interview bij Armajaro, de Private Buying Company, die de cacaobonen van Ntobroso opkoopt. Ik ben benieuwd wat zij mij kunnen vertellen over eerlijkheid in de Ghanese cacaohandel. Daarover de volgende keer meer!


Nederland in de Ghanese kranten..



maandag 23 juli 2012

Onbereikbaar


Ik schrijf deze blog met de hand. Dat is niet omdat de elektriciteit al vier dagen is uitgevallen in Ntobroso. Dat gebeurt regelmatig namelijk. Deze keer gebruik ik mijn laptop niet, omdat Myriam en ik er even tussenuit zijn en we onze laptops niet mee hebben genomen. Even een vakantiegevoel!

Waterfietsen met Myriam (links)!
We bevinden ons aan Lake Bosumtwi, ontstaan door een meteorietinslag, ongeveer veertig kilometer buiten Kumasi. Er zijn overal andere ‘blanken’ en we hebben net een frisse duik genomen na een rondje waterfietsen. Wij zijn na wat weken dorpsleven al blij met een echte douche en een toilet waar je op kunt zitten, laat staan hoe onze gezichten gaan staan als we voor ons dessert kunnen kiezen uit pannenkoekjes met ijs of met vers fruit…

Het is een wereld van verschil met de afgelopen weken die we doorbrachten in Ntobroso. Het waren weken vol met gesprekken met boeren, rijst met tomatenprut of wit brood met gekke boter, hangen onder de ‘bereik’-boom, douchen in de open lucht en elke avond onze vaste wandeling - met ook elke avond dezelfde vaste begroetingen - over de weg die door ons dorp loopt. Het voelt werkelijk al een beetje als thuis.


Koken op vuur


De 'badkamer' met in groen de douche en linksachter het 'toilet'



Waar ik wel keer op keer tegenaan loop zijn de grote problemen met bereikbaarheid. Je moet je voorstellen dat in Ntobroso bijna alleen maar bereik is voor je telefoon – en dan niet eens vol bereik – onder de ‘bereik’-boom. De boom bevindt zich pal naast de waterpomp en er is dus altijd volk, dag en nacht. Het betekent dat als je hier wegloopt bij de boom, je direct niet meer kunt bellen of gebeld kan worden. Het sturen van een sms’je is trouwens af te raden aangezien het merendeel van de inwoners hier analfabeet zijn. En als ze wel kunnen lezen, dan heb je nog grote kans dat ze de kleine lettertjes op hun schermpje niet kunnen lezen, omdat ze geen geld hebben voor een bril. Als ze dat sms’je überhaupt hebben ontvangen, ze zitten immers niet altijd onder de boom. Dat mensen niet kunnen lezen en schrijven maakt het ophangen van posters met aankondigingen ook zinloos. En stel je nu even voor dat je deze mensen wilt verzamelen op één plek voor het geven van een training over Fair Trade.




Wat je wel elke ochtend – als er elektriciteit is – hoort, zijn dagelijkse aankondigingen door een luidspreker. Het staat erg hard, vergelijkbaar met het geluidsniveau in een uitgaansgelegenheid in Nederland en het duurt minstens twee uur. Mocht je als inwoner van Ntobroso hebben gehoord van de Fair Trade training in Achiase even verderop en je wilt er naartoe, dan is er nog een obstakel van onbereikbaarheid. Er zijn weinig tro-tro’s en de weg is erg slecht, met overal kuilen en stenen. Als het regent worden ze zelfs onbegaanbaar. Dan kun je Ntobroso dus helemaal niet eens uit. 



De Bereik Boom
En dan ga je maar weer zitten onder de ‘bereik’-boom. Dan klets je wat met de mensen die water komen halen. Je steekt je mobiel wat in de lucht en je wacht. Je wacht op een telefoontje en als het niet komt, dan ga je maar weer naar huis. Morgen weer een dag. Weer een dag in Ntobroso.















Fair Trade Training in Butumuroso



Ntobroso met linksonder onze kamer met witte 'deur'


Logboek voor boeren om de verkoop van hun cacao bij te houden

Groepsdiscussie in Adobewura


Gold Mining Site



Graven naar goud onder toezicht van een Chinese manager