vrijdag 24 mei 2013

Digitaal Continuüm


Er zit een rode draad in deze reis.

En dat zijn niet de tapas of de felle zon. Of de “Hola’s” en “Gracias”, die ons al zo bekend in de oren klinken. Het is ook niet het gezelschap van Brutus en Cynthia. Het is zelfs niet Spanje zelf.

Deze rode draad is draadloos.

Als reiziger in een ander land ben je voor internet voornamelijk afhankelijk van draadloze netwerken, tenzij je graag na thuiskomst een aanzienlijke telefoonrekening op je deurmat wilt vinden. In de kleurige gedeelde keuken van ’t hostel in Bilbao bijvoorbeeld, kijkt meer dan de helft van de mensen in een schermpje. Eén heeft een donkere rimpel tussen zijn wenkbrauwen. Een ander een haast verliefd lachje om haar lippen. Duimen schuiven ritmisch van boven naar beneden. De stekkerdoos zit vol met zwart en wit gekleurde opladers. Af en toe blikt iemand omhoog  - als iemand zich verplaatst in de ruimte of netjes zijn gebruikte theekopjes afwast  - om daarna weer snel z’n eigen digitale wereldje in te duiken.

In elk hostel is wifi. Zelfs op praktisch elke camping. Zo heb ik voor het eerst m’n mail gecheckt terwijl ik in m’n tentje lag. Op diezelfde camping was geen normaal bereik noch een fatsoenlijke campingwinkel of iets anders te bestellen dan kant-en-klare pizza. Maar er was wel wifi.

In ’t begin van de reis voelde de antropoloog in mij een beetje weerstand tegenover deze digitale dimensie. Reizen is toch pas authentiek als je écht ver weg bent? Compleet afgesloten van je normale bestaan? Maar er is geen ontkomen meer aan. Online zijn – en dus bereikbaar zijn – lijkt meer en meer geïntegreerd in ’t idee van weg zijn.
                                                                                                                                        
Zo hebben ook wij ons standaard ‘wifi-momentje’ als we aankomen op een nieuwe plek. Dan nestelen we ons op ons verse stapelbed en staren we een half uur zwijgzaam naar onze Iphone’s. Mail, Facebook, Whatsapp, Nu.nl, Volkskrant, NRC, Trouw en Wikipedia passeren de revue (ja, we hebben alles kunnen volgen, tot het Koningslied aan toe). Daarnaast onderhouden we contact met het thuisfront via Skype of Facetime. En ik heb zelfs al een keer Annika een Whatsapp berichtje gestuurd vanuit de gedeelde keuken terwijl zij al in onze slaapzaal lag. Mijn stem ietwat verheffen en goed articuleren had ook gekund. We plaatsen bovendien ook nog foto’s en een sporadische blog over onze belevenissen terwijl we Facebook-vrienden worden met de mensen die we onderweg ontmoeten.

Tijd en ruimte worden uitgerekt. Ik kan overal ter wereld en vrijwel altijd online zijn. Ik kan in principe alles meebeleven, ook al ben ik er fysiek niet bij. Dat gaat via de mail, Whatsapp-groepjes, Facebook en de telkens veranderende nieuwspagina’s. Ik kan iedereen een beetje meenemen door hen digitaal en visueel deelgenoot te maken van mijn ervaringen. Hun reacties integreer ik dan weer Whatsappend in mijn eigen reisbeleving. Een reis die we stukje bij beetje bij elkaar verzinnen door een plaatsnaam op Google in te voeren. De plaatsnaam met de mooiste plaatjes wint.

Nu met het einde van onze reis in zicht, vraag ik me – als ik niet online ben – wel eens af wat dat dan met zo’n reis doet. Dan dwalen mijn gedachten af naar de tijd toen ik in Benin woonde en anderhalf uur in een volgepropte taxi moest zitten om bij het internetcafé van de stad te komen. En het grote contrast met nu. Nu pak ik mijn telefoon, voer het wachtwoord van het beschikbare draadloze netwerk in en vervolgens kan ik mijn digitale bestaan exact zo regisseren zoals ik dat vanuit Amsterdam zou doen.

Al schrijvend merk ik dat ik er nog niet helemaal uit ben. Misschien houd ik het voor deze blog nog even in het midden. Ik ben absoluut weg uit mijn normale bestaan maar niet meer zoals toen in Benin. Behalve dat je nu overal nieuws en mail kan binnenhalen, werkt het namelijk ook andersom. De thuisblijvers verwachten nu ook dat je af en toe iets van je laat horen. Een opmerking zoals “‘Joh, post nog eens wat leuke foto’s” is ons niet vreemd. En zo ontstaan meer vragen onderweg. Log je meteen in op de aanwezige wifi? Reageer je op alle Whatsappjes? Wat doe je met die belangrijke mail in je inbox? Posten we deze week foto’s op Facebook of wachten we nog even?

Terwijl we in ons autootje tastbare landsgrenzen kruisen - ontdekken en weer achter ons laten - verkennen we gedurende deze reis dus ook onze digitale grenzen. Dat geeft vooralsnog het volgend continuüm: 

"Tegendraadsloos"              -            "Bewust digitaal"                  -            "Wifi-Manie"


Ik ben er nog niet helemaal uit waar ik me het liefst bevind op deze schaal, maar kom er graag een keer offline op terug. Over een paar weken, onder het genot van een biertje in een kroeg in Amsterdam. Ik stuur tegen die tijd wel een postduif. 


dinsdag 23 april 2013

Cynthia


“Zit Cynthia in jouw tas?”
“Nee.”
“Mmm…”

Ik graai ongecoördineerd in mijn te volle rugzakje waar mijn zonnebril al uitgevallen is. Mijn woordenboekje Nederlands - Spaans moet het ook ontgelden en valt in ’t gras waar zojuist onze twee tentjes nog stonden. We laten de camping aan het strand vandaag achter ons. Op het strand telden we de afgelopen dagen al liggend in de hete zon onze luxeproblemen. Zoals de nét iets te harde wind van de zee, dat we straks nog wel zeker tweehonderd meter terug moeten lopen naar de tent en over onze nog nét iets te witte benen vergeleken met onze al veel te bruine gezichten. De loomheid als gevolg van de zon en het zand zit nog in onze lichamen terwijl we onze auto volladen voor weer een nieuw stukje van onze reis.

Ik voel met mijn vingertoppen en mijn ogen dicht in een opeenhoping van bonnetjes, drie pakjes zakdoekjes, twee pennen en een verfrommeld suikerzakje van dat ene leuke restaurantje in Barcelona. Het lijkt inmiddels wel jaren geleden dat we daar waren. De  klassieke ‘De-tijd-vliegt-als-je-het-naar-je-zin-hebt’ – ervaring maakt zich van mij meester.

“Es no divertido..”, zegt Annika met een Duits accent. We schieten allebei in de lach. Horst zou eens moeten weten. Enkele weken geleden volgden we in Granada een week lang een Spaanse taalcursus. We deelden het klaslokaal met Alex, een Brit die elke dag een opsomming maakte van het aantal alcoholische drankjes die hij de vorige avond had genuttigd, en Horst. Horst – steevast uitgesproken als ‘Gorst’ door onze docenten Jesus en Maria -  komt uit Duitsland en werkte als ingenieur voor BMW. Inmiddels is hij gepensioneerd en reist met zijn vrouw kriskras over de wereld. Eén onderdeel van de reis is het leren van Spaans. En Horst plus Spaans is Spaans mét een Duits accent. Mocht je nu in de gelegenheid zijn, probeer even hardop uit hoe het klinkt. Maar niets dan goeds over Horst. Op mijn verjaardag deden we een Tour de Tapas met de taalschool en Horst en zijn vrouw waren erbij. Met een bosje bloemen voor mijn verjaardag. Dat is nog eens divertido.

--

“Heb je haar al?”
“Ja, ze zat nog in het handschoenenvakje”.

Soms vraag ik me af waar we zonder Cynthia zouden zijn. Letterlijk dan. Terwijl wij ons concentreren op de Spaanse wegen, de frequente bumperklevers proberen weg te kijken in onze achteruitkijkspiegel en schaamteloos meezingen met Hitzone 1 t/m 17, vertelt ze ons in haar altijd kalme gemoedstoestand dat we nu toch echt moeten omkeren om nog bij onze bestemming aan te komen. Ze kent altijd nóg een alternatieve route en wordt niet boos als je voor de zesde keer dezelfde rotonde rondrijdt omdat het uitzicht zo mooi is.

Natuurlijk kunnen we elkaar soms niet uitstaan. Dan ben ik moe, schijnt de laagstaande zon precies in mijn ogen en dan zegt ze dat we links moeten terwijl die weg allang niet meer blijkt te bestaan. En dan zeg ik wel eens gemene dingen tegen haar waarop zij dan een tijdje zwijgt. Maar zo gaat dat nu eenmaal in relaties. We vinden elkaar altijd wel weer terug. Of de weg in dit geval.